Opnieuw vrijspraak van doden pasgeboren baby's

Het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch heeft vandaag een 41-jarige vrouw vrijgesproken van het doden of proberen te doden van haar 2 pasgeboren baby’s. Door het hof geraadpleegde deskundigen zijn er na uitgebreid onderzoek van overtuigd dat het aannemelijk is dat beide baby’s dood zijn geboren. De zaak was door de Hoge Raad verwezen naar dit hof. Eerder was de vrouw door de rechtbank Midden-Nederland en het hof Arnhem-Leeuwarden ook al vrijgesproken.

Politie
In 2014 melde de vrouw zich bij de politie in Amersfoort. Zij zei dat zij in 2002 en (waarschijnlijk) 2004 op het toilet van haar toenmalige woning was bevallen en daarna niet naar de baby’s heeft omgekeken en dus ook niet heeft gekeken of ze leefden. De vrouw verklaarde dat zij de baby’s niet heeft horen huilen en ook niet heeft zien bewegen. Ze heeft geen hulp gezocht en de baby’s respectievelijk in een beautycase en een koekblik gestopt en in haar woning verborgen.

Hoge Raad
Eerder spraken de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de vrouw vrij. De rechtbank concludeerde dat zij niet kon vaststellen of een of beide baby’s tijdens of na de bevalling leefden en daardoor evenmin kon worden vastgesteld of zij deze baby’s in hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten. De rechtbank sprak de vrouw vrij. Het OM ging in hoger beroep maar ook het hof Arnhem-Leeuwarden sprak de vrouw vrij. Het OM is vervolgens in cassatie gegaan bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad verwees deze zaak in 2016 naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De Hoge Raad stelt dat de enkele omstandigheid dat onzekerheid bestaat over het antwoord op de vraag of de baby’s tijdens of kort na de geboorte leefden, niet af doet aan de mogelijkheid dat sprake is van een poging tot (kinder)doodslag. Van die mogelijkheid is echter geen sprake indien de rechter aannemelijk acht dat de baby’s dood ter wereld zijn gekomen.

Oordeel hof
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft door 2 deskundigen aanvullend onderzoek laten doen. Zij zijn eensgezind en gemotiveerd in volle overtuiging tot de conclusie gekomen dat het aannemelijk is dat beide baby's dood ter wereld zijn gekomen. Oorzaken hiervan zijn onder andere dat de vrouw in de tijd van haar zwangerschappen stevig rookte, alcohol en verdovende middelen gebruikte. Dit had een negatief effect op de placenta die het kind van voeding moet voorzien en daarmee op de groei van de ongeboren baby. De afmetingen van de beautycase en de koektrommel met de stoffelijke overschotten van de baby’s wijzen ook op een ernstige groeivertraging. Dit vergroot de kans op overlijden voor de geboorte, terwijl een (onbegeleide) bevalling dan ook veel meer risico’s met zich brengt.

De vrouw heeft bovendien verklaard in de weken voor de eerste bevalling geen beweging van de baby te hebben gevoeld, terwijl ook de omstandigheden waarin de tweede bevalling heeft plaatsgevonden (wakker worden in een grote plas bloed en een baby geboren in stuitligging) ongunstig waren. Het hof neemt het oordeel van de deskundigen over. Nu het voor aannemelijk moet worden gehouden dat beide baby's dood ter wereld zijn gekomen, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de baby’s na de geboorte door handelen of nalaten van de vrouw (kunnen) zijn komen te overlijden. Daarom spreekt het hof de vrouw vrij.