CBS: 'Immigranten vaker flexwerkers'

Personen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben minder vaak betaald werk dan personen met een Nederlandse achtergrond. Als zij werken, dan is dat relatief vaak als werknemer met een flexibele arbeidsrelatie. In 2017 had 34 procent van de werkenden met een niet-westerse achtergrond een flexibele arbeidsrelatie als werknemer, tegen 21 procent van de werkenden met een Nederlandse achtergrond. Dat meldt het CBS vandaag in het Jaarrapport Integratie.

Ook wanneer rekening wordt gehouden met het hoogst behaalde onderwijsniveau werken personen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker als werknemer met een flexibele arbeidsrelatie dan personen met een Nederlandse achtergrond. Dit verschil was relatief groot bij laag- en middelbaaropgeleiden.

Onder laagopgeleiden had 46 procent van de werkenden met een niet-westerse migratieachtergrond een flexibele arbeidsrelatie als werknemer, tegen 33 procent van de personen met een Nederlandse achtergrond. Onder hoogopgeleiden was het verschil tussen deze groepen kleiner: 21 procent van de personen met een niet-westerse achtergrond had een flexibele arbeidsrelatie als werknemer, bij personen met een Nederlandse achtergrond was dat 15 procent.

Nettoarbeidsparticipatie
De nettoarbeidsparticipatie, het aandeel personen tussen 15 en 75 jaar met betaald werk, bedraagt 68 procent onder personen met een Nederlandse achtergrond. Onder personen met een niet-westerse migratieachtergrond is dat 57 procent. Ook hier speelt onderwijsniveau een rol. Wanneer wordt gekeken naar de nettoarbeidsparticipatie voor dezelfde onderwijsniveaus dan zijn de verschillen tussen personen met een niet-westerse achtergrond en personen met een Nederlandse achtergrond wat kleiner. Alleen bij middelbaaropgeleiden blijft het verschil tussen beide groepen relatief groot.

Een deel van de personen die niet aan het werk zijn, is wel op zoek naar een baan en/of zou op korte termijn aan het werk kunnen gaan. Ook zijn er personen die in deeltijd werken maar graag meer uren zouden willen werken. Dit onbenutte arbeidspotentieel is twee keer zo groot onder personen met een niet-westerse migratieachtergrond (18 procent) als onder personen met een Nederlandse achtergrond (9 procent).

Na de economische crisis
Van de vier grootste groepen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben personen met een Surinaamse achtergrond het vaakst betaald werk (62 procent). Personen met een Marokkaanse migratieachtergrond hebben met 54 procent het minst vaak een baan. Tijdens de economische crisis nam de arbeidsparticipatie onder personen met een niet-westerse migratieachtergrond relatief veel af. De laatste jaren neemt de participatie van personen met een Marokkaanse, Surinaamse of Turkse achtergrond weer toe, al is de toename niet bij alle groepen even sterk. Bij personen met een Antilliaanse migratieachtergrond steeg de nettoarbeidsparticipatie echter niet: in 2017 lag deze op hetzelfde niveau als in 2014.

CBS: 'Immigranten vaker flexwerkers' (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)
CBS: 'Immigranten vaker flexwerkers' (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)