Magistrale manoeuvres in Moskou (21)

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus. Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Mocht je de eerdere delen gemist hebben, een link naar de eerdere delen staat onderaan.

BERAAD

Hans en Peter waren geduldig (of eigenlijk met de moed der wanhoop) blijven wachten bij de grote openstaande ijzeren hekken van het Kolomenskoje park. Peter, eveneens dorstig geworden, had een plan van Hans, waarin deze voorstelde dat een van hen op zoek zou gaan naar een tentje of stalletje waar iets te drinken gekocht kon worden, afgekeurd.

"Nee," had Peter met een schorre stem kortweg geantwoord. "Geen van ons tweeën weet hier goed de weg. Voor je het weet, ben je verdwaald. Laten we in vredesnaam maar wachten tot Fred en Michael terug zijn; dan kunnen we meteen iets te drinken organiseren." Hij keek nu op zijn horloge: "Ze zijn al een dik kwartier weg; het kan nooit lang meer duren." "Ik hoop het," gromde Hans. Hij had visioenen over grote flessen limonade en bergen Russisch ijs, waarvan beweerd wordt dat het het lekkerste ijs is dat je je maar kunt indenken. "En dan nog eens wat anders," verbrak Peter de stilte, "heb jij roebels? Ik niet! We zullen wel MOETEN wachten tot die grappenmaker weer terug is."

Dit was te veel voor Hans. Ontmoedigd ging hij op de grond zitten met zijn rug geleund tegen het hek: "Ook DAT nog. Zul je die komiek straks horen gieren van het lachen als we hem om een glaasje prik moeten bietsen. Reken maar dat hij samen met Michael heerlijk heeft zitten lurken aan een kop thee of een glas limonade." In werkelijkheid was dat natuurlijk niet zo. In de eerste plaats was het bezoek van Michael en Fred niet bepaald een feestelijke gelegenheid. Daarbij hadden de twee jongens veel haast om weer weg te komen teneinde actie te gaan ondernemen na Sonia's verhaal aangehoord te hebben. Igor zou zogezegd twee weken wegblijven; de volgende dag, vrijdag, wàs hij twee weken weg. Reden genoeg dus om het bezoek zo kort mogelijk te houden.

"Hans, daar komen Fred en Michael aan," riep Peter uit. Hans keek opzij en stond op: "Eindelijk." “En? Zijn jullie wat aan de weet gekomen,” informeerde Peter toen Michael en Fred waren gearriveerd. "Jazeker," begon Fred; hij zweeg toen hij Hans' sombere gezicht zag. "Wat is er met jou aan de hand?" "Hij is bezig dood te gaan van de dorst," verduidelijkte Peter voordat Hans kon antwoorden. "Ja, laten we alsjeblieft ergens wat te drinken opscharrelen," stamelde Hans. "Laten we het park inlopen," zei Michael plotseling, "er is hier een bron waar je ijskoud water kunt drinken." Hans veerde op: "Meen je dat? En dat zeg je nu pas!" "Ja, verroest," verontschuldigde Michael zich, "ik ben net tien tellen hier; wist ik dat je zo'n dorst had?" "Wijs ons die bron." "Loop maar mee."

Dat lieten de jongens zich geen twee keer zeggen. Ze sjokten achter Michael aan die de weg in het grote park op z’n duimpje bleek te kennen. Onderweg zagen ze tal van wonderlijke bouwwerken, uiteenlopend van grote stenen kapellen tot houten forten. "Kijk, daar is het," wees Michael. Uit een kleine heuvel stak een ijzeren pijp waaruit helder water stroomde. Hans versnelde zijn pas en hield beide handen, gevormd als een kommetje, onder de straal. Gulzig slurpte hij het vocht op. "Daar knapt een mens van op." Meteen herhaalde hij de handeling en stak vervolgens zijn hoofd onder de straal water. Ook Fred en Peter tapten water. Michael bekeek het tafereel geamuseerd: "Er zijn wetenschappers geweest die dit water onderzocht hebben. Het is zo zuiver dat er geen chloride aan  toegevoegd hoefde te worden." "Ja, het is heerlijk," beaamde Peter, "veel beter dan dat water dat in het hotel uit de kraan komt en dat zo naar chloor smaakt." "Zijn jullie zover?" vroeg Michael tenslotte, "dan kunnen we wat feiten op een rijtje zetten." "Ja, dat is goed," reageerde Fred. "Laten we daar gaan zitten.” Hij wees op een bankje dat een meter of tien verderop stond. Eenmaal daar neergestreken, stak Michael van wal, af en toe aangevuld door Fred. Toen ze uitgesproken waren, viel er een stilte.

"Jongens, we moeten weer terug naar Novi Transport," sprak Fred, "en wel zo gauw mogelijk." "Dat lijkt mij ook de enig juiste handelwijze," beaamde Michael, "wanneer wilde je gaan?" "Vannacht nog." Michael knikte. "Vannacht nog?" herhaalde Peter. "Wat heb je precies in gedachten?" "Dat zal ik je vertellen. Kijk, morgen lopen de twee weken af die Igors zogenaamde zakenreis zou duren. Blijft hij langer weg, dan is de kans groot dat Sonia alarm zal slaan. Het zal er dus op neerkomen dat Oljev en Leonov morgen de plaat zullen poetsen. Of ze laten Igor gewoon waar hij is, of..." Hij zweeg. De drie anderen begrepen haarfijn wat hij bedoelde. Als het zo zat als zij vermoedden, en Oljev en Leonov zouden inderdaad personen zonder enige scrupules zijn, dan was het niet denkbeeldig dat zij geen enkel risico wilden lopen en een lastige getuige zonder pardon de mond zouden snoeren.

"Je hebt natuurlijk weer gelijk, Fred," erkende Hans, "hoe gaan we dat aanpakken?" Zonder Hans' vraag te beantwoorden, wendde Fred zich tot Michael: "We hebben wapens en zaklantarens nodig. Is daar aan te komen?" "Ja; wat voor wapens wil je hebben. Antitankgeschut?" "Lieve help, nee," reageerde Fred, "gewoon twee negen millimeter pistolen. We moeten ons kunnen verdedigen als het nodig mocht zijn. Het is niet de bedoeling om dat hele gebouw met de grond gelijk te maken!" "Dat is geen enkel probleem," zei Michael, "maar dat kost je wel veel geld." "Hoeveel?" "Ik denk gauw honderd dollar per pistool; zaklantarens kosten maar een paar dollar per stuk." "Stáát," besliste Fred. "Dan gaan we zo meteen terug naar ons hotel waar ik een traveller cheque zal inwisselen. Kun je dan zo gauw mogelijk voor die spullen zorgen?" "Ja." "Mooi. Dan moeten we vannacht ook Boris bij de hand hebben." "Waarom?" wilde Hans weten. "Omdat we snel en betrouwbaar vervoer moeten hebben. Als we Igor aantreffen en hij is verzwakt of wat dan ook, dan zal hij naar een ziekenhuis gebracht moeten worden en daarbij: we kunnen onmogelijk met een schietijzer in onze dunne zomerkleding in de bus of tram gaan stappen. Stel je voor dat iemand iets ziet. Iedereen schijnt hier duizend ogen te hebben." (Dit laatste zei hij uiteraard in het Nederlands). "Alweer gelijk", zei Hans. "Dan zitten we nog met twee mogelijkheden: of die twee snaken zijn aanwezig of ze zitten ergens anders." "Heel goed geredeneerd," knikte Fred, "in het eerste geval laten we Peter aanbellen. Zodra er dan door een van die kerels wordt opengedaan houdt Peter meteen het pistool onder zijn neus en stormen wij langs hun tweeën naar binnen om de ander te overmeesteren. Is er niemand dan zullen we gewoon moeten inbreken." "Mmm, ja." Hans beet nadenkend op zijn onderlip. "Geen speld tussen te krijgen." "Stel je voor dat er niets aan de hand blijkt te zijn," opperde Peter. "Waar hèb jij het in vredesnaam over?" vroeg Fred verbaasd. "Nou, dat die Igor gewoon twee weken aan het fuiven is geslagen. In dat geval zou hij wel eens wat minder dankbaar voor onze hulp kunnen zijn als dat boven tafel komt." "Klets geen onzin," kreet Fred. Ook Michael schudde het hoofd.

"Nee," sprak Fred langgerekt, "daar geloof ik geen snars van. Wij hebben net met die vrouw gesproken. Igor is wel degelijk ontvoerd of gegijzeld. De streek die jij net illustreerde, zal hij haar niet leveren." Hij keek nu peinzend voor zich uit. Hans fluisterde Peter iets in zijn oor waarop deze begon te gieren van het lachen. Hij stond op van de bank en ging pal voor Fred staan. Op ernstige toon begon hij te spreken: "Lieve help, Fred; je bent toch niet verliefd geworden op haar? Ze is getrouwd hoor, denk daar wel aan." Nu was er weinig te bedenken waarmee men Fred uit het veld kon slaan. Echter, toen Peter deze absurde bewering op haast vaderlijke toon had uitgesproken, keek Fred hem ernstig aan. Toen hij zag hoe Peter moeite had om zijn lachen in te houden, besefte hij dat hij hem voor de gek zat te houden. "Krijg de scherven," riep Fred geïrriteerd uit.  Wat kalmer vervolgde hij: "Ik zat te denken aan wat mijn vader over Igor zei: een vriendelijk, hardwerkend persoon. Dat soort grappen haalt hij gewoon niet uit, snap je?"  "Ja,"  antwoordde Peter ernstig, "ik ben het met je eens."  Hij gaf Peter een klets op de schouder: "Ik zat je maar wat te jennen."

Michael scheen de hele grap maar matig te waarderen. Hij keek op zijn horloge en zei: "Nu deze komedie is afgelopen, kunnen we misschien weer verdergaan met onze plannen. Wat denken jullie er van als we nu terug gaan naar het hotel zodat ik straks de benodigde spullen kan aanschaffen?" "Michael, je hebt volkomen gelijk," reageerde Fred opgelucht, "Die twee clowns hebben nou wel weer genoeg gelachen om mij." Hij stond op. Met hun vieren liepen ze naar de uitgang.

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!