Bosolifant is bijna verleden tijd

De mens is er bijna opnieuw in geslaagd om een concurrent voor voedsel en leefgebied voorgoed uit te schakelen. Deze keer gaat het om de Afrikaanse bosolifant, een variant van de iets beter bekende Afrikaanse olifant.

Door het goed onderzoeken van het poep van de eerdergenoemde beesten, hebben onderzoekers een schatting kunnen maken of we een beetje op koers liggen. Wat blijkt? We doen het nog beter dan gedacht. Tachtig procent van de bosolifanten in Gabon is inmiddels naar de eeuwige jachtvelden vertrokken. Niet geheel vrijwillig; er waren stropers voor nodig om het vuile werk te doen. Het gaat beter dan gedacht; de hoeveelheid overtreft de stoutste verwachtingen: er zijn minder bosolifanten te vinden, dan vooraf was ingeschat. De meeste olifantslopers komen uit buurland Kameroen, waar ze dus meer kunnen dan alleen goed voetballen.

Spelbreker John Poulsen, iemand die de zich lijkt te bekommeren om de dieren, schat in dat wanneer de hoeveelheid van deze trompettisten onder de 100.000 komt, zij een goede kans maken uit te sterven. De kans is aanwezig dat we in de toekomst de dieren alleen nog maar in kleinere, beschermde parken kunnen vinden, stelt Poulsen. Dit betekent dat de familie van Nellie niet meer in de rest van Centraal Afrika te vinden is. Iets dat best nog wel eens een negatieve uitwerking op de rest van de aanwezige planten en dieren zou kunnen hebben. "Olifanten zijn de engineers van hun ecosysteem en spelen een grote rol in het verspreiden van zaden en de voedselkringloop", vertelt Poulsen. We zouden dus kunnen spreken over een win-winsituatie.

De bosolifant werd nog niet zo lang geleden gezien als een ondersoort van de standaard-Afrikaanse olifant, maar genetisch onderzoek heeft uitgewezen dat we feitelijk van een aparte soort kunnen spreken, voor zolang als dat nog duurt.